Kennisbank Polderlandschap

De gebiedskenmerken van het polderlandschap

Het Hollandse laagland is gewonnen uit moeras, meren, plassen en de zee. Hoewel op het eerste gezicht een aaneengesloten poldergebied lijkt, bestaat het Hollandse laagland uit een aaneenschakeling van afzonderlijke polders, elk met zijn eigen ontstaansgeschiedenis. Het polderlandschap kenmerkt zich door de grote openheid met weinig bebouwing. Het gebied bestaat bijna alleen uit grasland, dat in gebruik is als agrarisch hooi- en weiland met sloten en oude kreekrestanten. Een aantal polders zijn aangemerkt als zeer waardevolle weidevogelgebieden.

Op en rond het erf

Heggen en hagen

Heggen of hagen kunnen voorkomen rondom de voortuin, moestuin of boomgaard. Rondom de boomgaard of moestuin kwam van oudsher meidoorn of een gemengde doornhaag voor. Rondom de voortuin gaat de voorkeur uit naar meidoorn of veldesdoorn.

Hoogstamboomgaard

In dit landschapstype zijn boerenboomgaardjes een waardevolle aanvulling. In zo’n boomgaardje stonden fruitbomen voor de eigen voorziening. Denk daarbij aan een handappel, moesappel, stoofpeer, handpeer pruim en kers. Niet alle soorten zijn zelf bestuivend, sommige rassen hebben een ander ras nodig om vrucht te kunnen dragen. De adviseur van SLG kan helpen met de rassenkeuze. 

Knotbomen

Knotbomen vormen al eeuwenlang een vertrouwd beeld in het Nederlandse cultuurlandschap. Bepaalde boomsoorten werden vroeger geknot om gebruikshout te leveren. Echter deze wijze van houtproductie is niet meer rendabel en hierdoor dreigen deze markante knotbomen uit het landschap te verdwijnen. Knotbomen staan vaak in rijen en vormen groene linten in het landschap. Oudere noestige knotbomen bieden een schuil- en nestplaats voor allerlei diersoorten. Een voorbeeld hiervan is de steenuil. Diverse soorten planten, mossen en paddenstoelen vinden een goede humusrijke voedingsbodem in vermolmde delen van oude knotbomen. Knotbomen van schietwilg en gewone es komen in dit landschapstype voor langs (voormalige) perceelsranden, watergangen, wegen en rond eendenkooien. Essen en Wilgen wortelen behoorlijk diep en verstevigen hierdoor de oevers van watergangen. Bekende plek waar knotwilgen en knotessen voorkomen: – Polder Arkemheen bij Nijkerk.

Houtsingel

Deze singel kom je tegen als windsingel om het erf. Soorten die in de singel voorkomen zijn zwarte els, gewone es, wilg, fladderiep of populier. Het is belangrijk de soorten in de juiste aantallen en verhoudingen aan te planten, om tot het gewenste eindbeeld te komen. De adviseur van Landschapsbeheer Gelderland kan hier mee helpen.

Knotbomen

Knotbomen komen voor langs de sloten. Soorten die hiervoor gebruikt worden zijn schietwilg, zwart els of gewone es.

Solitaire bomen

Op het erf staat vaak een solitaire boom, zoals walnoot of kastanje.

Traditionele verdeling erf

De taakverdeling tussen de boer en boerin heeft een belangrijke invloed gehad op de traditionele erfinrichting. De taken waren duidelijk verdeeld en daarmee de grond rondom de boerderij ook. De voor- en achterkant worden nog altijd door een denkbeeldige lijn tussen de verschillende gebouwen van elkaar gescheiden. Deze lijn kan globaal over het gehele erf worden doorgetrokken, waardoor de functionele scheiding tussen wonen (voor) en werken (achter) goed zichtbaar wordt. De vrouw had de verantwoordelijkheid over het woongedeelte, het daarbij liggende terrein met de bleek, de moestuin, de huisweide, eventueel de siertuin en de boerenboomgaard. Op de boerderij werd dat meestal het voor” genoemd. De man had de verantwoordelijkheid voor de dieren, de wagens, de werktuigen en het bedrijfsgedeelte. Kortom, hij had de zorg voor het achter”.

voor- en achterstructuur boerenerf